Smocken
Wat is smocken?
Smocken wordt sinds eeuwen toegepast om kledingstukken te versieren. Het ontstond vermoedelijk uit noodzaak om overbodige ruimte weg te werken, toen de kleding nog zonder coupe werd gemaakt. Door eenvoudig in te rimpelen van de stof bereikte men al snel een primitieve sluitende pasvorm om het lichaam.
Vrouwen met fantasie gingen de ingerimpelde plooien versieren met allerlei motieven uit gesponnen linnen dragen, meestal in het wit, maar soms ook in zwart, bruin, grijs of blauw, wat een mooi contrast opleverde tegen de ruwe stof. Zo ontstond de vatiatie van smocksteken, waarvan vele nu nog toegepast worden.
In Engeland zijn reeds in de 13e eeuw kledingstukken bekend, die "smocs" of "smickets" genoemd worden.
In het Angelsaksisch betekent het: "een kledingstuk, klaar om aan te trekken". Later boerenkiel genoemd.
Waarschijnlijk is het woord smocken vanit Engeland naar Nederland gekomen.
Nadat het gesmockte hemod (de kiel) bewezen had lekker te zitten bij de dagelijkse werkzaamheden, werd het al snel in de dracht verwerkt, vooral bij landbouwers en schaapherders.
Symbolen die te maken hadden met het beroep werden op gesmockte hemden aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn: een staf, schapen of een hek voor een herder. Een wiel of een zweep voor vrachtrijder. Boemen, bladeren of bloemen voor houthakkers of tuinders. Een kruis voor een doodgraver enz.
In de jaren '60 komt smockwerk in de Nederlandse streekdrachten weinig voor. Dit in tegenstelling tot Engelse en Hongaarse klederdrachten.
- In Volendam werd het toepast op de bovenrand (het stukje) van het bonte schort en aan de midden-achterkant van meisjes jurkjes.
- In Staphorst aan het gebloemde bovenstuk boven het zwarte schort.
- In Cadzand eveneens op het zwarte bovenlijf
- Op Zuid-Beverland aan het zwarte- en bonte schort.
- In Friesland alleen op de ondermouwen van een vrouwenjak uit ca 1850.
- Verder niet in de Friese-, Drentse en Brabantse streekdrachten in die tijd.